woensdag 24 augustus 2016

Hoe zou de natuur zelf de "Verkipping" van een bruinkoolwinning weer terug nemen?

Ing. Anne-Marie T.M. Oudejans

Bruinkoolwinningen “wandelen” net als andere dagbouw-mijnen door het landschap. Hierbij laten zij een bizar landschap van teruggestort gesteente achter zich. Voor de één is dat een maanlandschap en het toonbeeld van vernietiging, voor de ander is het meer een voorstelling uit een woest ruig surrealistisch schilderij.
Voor een succesvolle recultivering wordt de oorspronkelijke (vruchtbare) bovenlaag ook weer als bovenlaag teruggestort, zoals hier bij de Tagebau Welzow-Süd
(Foto: Anne-Marie Oudejans mei 2016)


In Duitsland wordt deze “Verkipping”, zoals zij dat gebied met het teruggestorte deklaaggesteente noemen, geheel gerecultiveerd. Men zorgt ervoor, dat de oorspronkelijke (vruchtbare) toplaag weer bovenop wordt gestort, waarna een uitgebreide bewerking volgt, waardoor er weer nieuwe natuur of nieuwe landbouwgrond ontstaat.

Maar wat ik mij afvraag is: Wat zou er gebeuren, als zo’n verkipping aan de natuur zou worden overgelaten.
Overal ligt eeuwen oud gesteentegruis. Geheel onvruchtbaar naar men zegt. Ik neem dat dan ook maar klakkeloos van de geleerden aan.
Zaailingen van onder andere de den in de verkipping van Tagebau Welzow-Süd
(Foto: Anne-Marie Oudejans mei 2016)



Maar bij de verkippingen van Nochten en van Jänschwalde dacht ik wel zoiets van. Zou er niet toch nog ergens zo’n eeuwen oud zaadje uit weet-ik-wat-voor-geologisch-tijdperk alsnog na al die eeuwen tot ontkieming kunnen komen?
En wat voor boom of plant zou dat zijn? Zouden wij die nog herkennen? Zou hij onder de huidige omstandigheden kunnen overleven, groeien en zich weer opnieuw verder uit kunnen zaaien? Zouden zij nuttig hout of vruchten geven of zouden zij alleen maar mooi zijn? Of zou het als “ongewenste exoot” zelfs een vervelend onkruid kunnen worden, net zoals bijvoorbeeld de huidige Japanse Duizendknoop (Knöterich) of de Canadese Volgelkers.

Gestadig herneemt de pioniersvegetatie de zandvlakten van Tagebau Cottbus-Nord
(Foto: Anne-Marie Oudejans mei 2016)


Ik weet het niet. Wel zag ik op verschillende plekken, dat de natuur de verkippingen wel degelijk uit zichzelf weer “inneemt”. Eenzame pioniersplantjes, zoals spurrie, een soort zuring achtig plantje en zo’n plat op de grond liggende – ik denk – zegge in kale zandoppervlakten. Op en tussen de “ruggen” van gestort gesteente stonden al verscheidene zaailingen van berk en den. In Cottbus-Nord zag ik in een plas al hoger gewas staan. Het was te ver om het goed te kunnen zien maar het leek mij dat dit rietgras was.


Spontaan opgekomen waterplanten in een plas in Cottbus-Nord
(Foto: Anne-Marie Oudejans mei 2016)


donderdag 18 augustus 2016

Natuur en Techniek

Ing. Anne-Marie T.M. Oudejans

Er wordt zo vaak gesproken en geschreven over de, in mijn ogen voor een deel onterechte, tegenstellingen tussen de natuur en de toegepaste techniek.
Ik kan er niets aan doen, maar ik vond dat bij de bruinkoolwinningen deze techniek juist zo goed harmonieërde met die natuur.

Bloemenweelde  aan de rand van Tagebau Jänschwalde
(Foto: Anne-Marie Oudejans mei 2016)


Natuur en Techniek bij Tagebau Nochten
(Foto: Anne-Marie Oudejans)


Bij alle vier bruinkoolwinningen: Welzow-Süd, Jänschwalde, Nochten en Reichwalde hoorden we een veelvoud aan leeuweriken hun hoge lied kwinkeleren. 

Bij alle vier bruinkoolwinningen zongen de leeuweriken het hoogste lied(
Afb Wikimedia commons:Onze vogels in huis en tuin)


We zagen er roofvogels, dat later slechtvalken bleken te zijn. En dan zag ik daar de nodige vogels en vlinders, waarvan ik absoluut niet weet wat voor vogels en vlinders dat waren.

Jonge slechtvalken bij hun nest boven in de pilon van een Bandwagen in Tagebau Cottbus-Nord
(Foto: Anne-Marie Oudejans mei 2016)

Vetkruid groeit massaal bij de beregenings apparatuur voor de stofbestrijding bij Tagebau Jänschwalde
(Foto: Anne-Marie Oudejans mei 2016)


Rondom Tagebau Welzow-Süd groeiden - net als op zoveel andere plekken in de Lausitz - massaal maretakken. De bomen zaten er vaak helemaal vol mee
.
Onder deze mistletoe zat ik bij Welzow-Süd de F-60 te bekijken en te fotograferen
(Foto: Anne-Marie Oudejans mei 2016)


maandag 8 augustus 2016

Landart, water en wind

Ing. Anne-Marie T.M. Oudejans


De wanden van de groevens leken hier en daar wel landartsculptures, zoals hier in de Tagebau Welzow-Súd
  (Foto: Anne-Marie Oudejans mei 2016)


Bij de bruinkoolwinningen waren er niet alleen de enorme omvang van de gehele groeves en de reusachtige machines, die indruk maakten. Dat deden ook allerlei wat kleinere details. Zo leek het soms wel dat er aan de ontgravingswanden land art kunstenaars aan het werk waren geweest.

Graafpatroon aan de voet van de graafmachines in de Tagebau Welzow-Süd
(Foto Anne-Marie Oudejans mei 2o016)


In de Tagebau Welzow-Süd zagen wij bijvoorbeeld heel duidelijk het patroon in de ontgravingswand, dat ontstaat ten gevolge van een verandering in de graafsnelheid ten opzichte van de voortgaande beweging van de graafmachine zelf. In de Tagebau Reichwalde waren de zijdelingse graafsporen mooi te zien
Zijdelingse graafsporen in de Tagebau Reichwalde
(Foto: Anne-Marie Oudejans mei 2016)


Op meerdere plaatsen hebben we gezien dat over een grote lengte van de ontgravingswanden water sijpelde uit een daar aanwezig watervoerend pakket. Ook dat leek wel kunst.

Abstracte kunst gevorm door het uit de ontgravingswand sijpelende water in Welzow-Süd
(Foto: Anne-Marie Oudejans mei 2016)


En nu we het toch over water hebben, overal stonden er sproeiinstallaties tegen het stof. Sommige sproeiers waren een soort hoge sprinklers die van bovenaf motregen lieten neerdalen, waarmee het stof werd neergeslagen. Andere sproeiers bestonden uit veel lagere grote ronde ventilatoren met daaromheen een ring van nevelsproeiers. De ventilatoren geven een extra luchtstroom, waardoor de waterdruppeltjes nog verder verkleind werden en intensiever en verder verspreid werden. De nevel werd hierdoor niet alleen groter in omvang maar ving ook het stof nog effectiever af.


Reeksen sproeiers  bij de Tagebau Jänschwalde voor het geven van een kunstmatige motregen tegen het stof
(Foto: Anne-Marie Oudejans mei 2016)


Detail van een vernevelaar van zo'n  sproeier
(Foto: Anne-Marie Oudejans mei 2016)


Dat dergelijke sproeiers geen overbodige luxe zijn, kwamen we zelf al snel achter. Meerdere keren zagen wij bij een droge straffe wind (net als in het akkerbouwgebied bij ons thuis) met name in de verkipping maar toch ook aan de ontgravingszijde van die klein soort zandhoosjes, -dwarrels en -stormpjes ontstaan.
Na het fotograferen van zo'n zanddwarrel had ik mijn fototoestel net op tijd weer in de tas, toen ik duidelijk het zand in mijn gezicht voelde waaien.

Opdwarrelend zand uit de Tagebau Welzow-Süd
(Foto: Anne-Marie Oudejans mei 2016)



+Foto's zandhoos