donderdag 19 november 2020

Hoe het Kieler-Kanaal in het noorden van Duitsland verbonden is met de Rijnlandse bruinkoolwinningen

 Deze (Duitse) passage was aanleiding om op zoek te gaan naar de machine, die afkomstig was van het werk aan het Kaiser Wilhelm-Kanaal, ook wel het Nord-Ostzee Kanaal of Kieler Kanaal genoemd


Im Jahre 1895 faßte die Gewerkschaft Donatus einen epochemachenden Entschluß: Sie setzte - erstmals im Revier - in ihrem Abraumdienst einen Bagger ein. Damals war gerade der Kaiser-Wilhelm-Kanal fertig geworden, der quer durch Holstein die Ostsee mit der Nordsee verbindet. Bei Aushebung dieses Kanals hatten einige von der Lübecker Maschinenbau-Gesellschaft gebaute Bagger gute Dienste geleistet. Einen dieser Bagger - man nannte sie damals noch „Excavatoren“ - kaufte nun Donatus an. Es war ein kleines Gerät, das höchstens 180 cbm in der Stunde schaffte, aber es bewährte sich so gut, daß zwei Jahre später noch ein zweiter LMG-Bagger eingesetzt wurde





Het 97 km lange kanaal, dat van de Noordzee bij Brunsbüttel naar de Oostzee bij Kiel loopt, is tussen 1890 en 1895 gegraven.
Deze toen inmense klus is deels handmatig! maar voor het grootste deel met graafmachines (toen ”excavatoren” genaamd) zowel “in den droge” dus op land als  door baggerschepen, (dus in den natte).

Eén van de machines, die op land werkte dus in de bruinkoolgroeve Donatus bij Brühl terecht gekomen.

Aanvankelijk was mij dus niets meer bekend, dan dat de machine gebouwd was door de Lübecker Maschinenbau-Gesellschaft (LMG)  en dat het “een kleine machine was, met een capaciteit van hoogstens 180 m3 per uur”
Destijds had LMG drie typen “exkavatoren”  type A,B en C. met resp capaciteiten van 180 – 240 en 90 m3/uur.   Op basis van de in de aanhef aangegeven capaciteit  kon worden aangenomen, dat de machine in “Donatus” een “Lubecker Exkavator type A”  moet zijn geweest.



Het machinaal uitgraven van het Nord-Ostkanaal begon in 1889 inderdaad met drie door stoom aangedreven  “Excavatoren” van de Lübecker Maschinenbaua Gesellschaft (LMG).  Twee ervan  de  “Bagger I” en de “Bagger III” waren van het type “A” . “Bagger II” was , evenals alle later ingezette  LMG machines van het type B  BaggerI en Bagger III waren dus de enige twee A-Excavatoren.

Zo heeft in het trajekt bij Dückerwisch  één van de A-typen boven werkveld in Hochschnitt de bovenste meters afgegraven en de andere type A machine  onder werkveld  im Tiefschnitt de volgende laag.

Uiteindelijk hebben deze drie eerste machines vanaf het begin in 1889 tot 1893 , toen zij definitief buiten bedrijf zijn gesteld,  aan het kanaal gewerkt

Type “A” wordt onder andere gekenmerkt doordat de lorries voor de afvoer van het afgegraven materiaal geheel aan de open achterzijde van de machine gevuld worden, aangeduid door het woord "Hinterschütter".


Het nadeel hiervan blijkt, dat het niet alleen het gewicht van de machine relatief dichtbij de ontgravingszijde drukt, maar ook de druk, die door de krachten van het graven wordt veroorzaakt en er dus gevaar voor verzakking dreigt. Door dit alles wordt  de capaciteit van de machine sterk beknot.
Bovendien is deze machine meer geschikt voor het ontgraven van lichte en lossere grondsoorten.

.De  naar schatting 6 m hoge  en 40 ton zware “Excavator type A”  had  een sterkte van ca 30 PK en kon een hoogte van ongeveer 5 m afgraven. “Onder werkveld” kon hij met een (langere) en omgekeerde emmerketting  drie tot 4 meter diep graven. 

Eén van deze twee “Excavatoren type A” is dus van het Kaiser Wilhelmkanal in de bruinkoolgroeve “Donatus” in de omgeving van bij Brühl terecht gekomen 


Toch is deze kleine dreumes een voorvader van de huidige reusachtige emmerkettingmachines en zijdelings ook van de grote emmerwielmachines van nu 
(Even ter vergelijking de huidige Lausitzer emmerkettingmachines van het type  Es3750  kunnen per uur  14 000   m3  verzetten  de Rijnlandse emmerwielgraafmachine  B-288 kan dit per uur met 19 100 m3 grond  

Deze groei van “Excavateur” tot “Eimerkettenbagger” is al ingezet bij de werkzaamheden aan het Kaiser Wilhelkanal. Bij de  “type B”machines is het  probleem van de verzakkingen van de machines ondervangen, door het beladen van de lorries niet meer aan de achterzijde maar in een portaal onder de machine te laten plaatsvinden. 
Bij zo’n “portalschütter”  wordt de druk van deze machine op de ondergrond beter op de voor en achterkant verdeeld en zo het gevaar op verzakkingen sterk verminderd. , en dus kan voor portalschütters de capaciteit sterk vergroot worden. Uiteindelijk zijn er van LMG 22 van zulke typen B machines bij het uitgraven van het kanaal betrokken geweest.

Bijzonder is, dat de belangrijkste uitvoerder van de kanaalontgraving,  C. Vering,  zelf veel heeft bijgedragen aan deze ontwikkeling Zijn “Excavateur Type A’ heeft Vering  gebaseerd op de “Excavateur van Couvreux” , waarna hij type B heeft ontwikkeld. Voor beide (en vele verdere vindingen) heeft hij patenten gekregen, die hij aan LMG heeft overgedaan/verkocht.  

Op het eerste gezicht onderscheiden de machines van Couvreux en Vering zich slechts op onderdelen. Een belangrijke verbetering, die Vering aanbracht, dat de onderste omkeeras van de emmerketting bij Vering zeskantig was in plaats van een gewoon wiel zoals bij Couvreux. Hierdoor werd een veel betere graafwerking verkregen










Geen opmerkingen:

Een reactie posten